Cultuurdeelname in Nederland blijft hoog

De deelname aan cultuur in Nederland behoort tot de hoogste in Europa. Meer kinderen en jongeren hebben in 2013 een museum bezocht. Het publiek van meer traditionele cultuur vergrijst, maar tegelijk zijn de bezoekersaantallen van orkesten gelijk gebleven. Dat blijkt uit de jaarlijkse publicatie ‘Cultuur in Beeld’ van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Cultureel aanbod
Ondanks de bezuinigingen van het vorige kabinet was er in 2013 veel cultureel aanbod. Het aantal uitvoeringen van door het Rijk gefinancierde instellingen zoals orkesten, dansgezelschappen en theatergezelschappen was hoger dan in de periode 2009-2012. Gemiddeld waren de zalen voor meer dan de helft bezet. Ruim de helft van het aanbod was buiten de eigen standplaats.

De Rijksmusea ontvingen in 2013 meer bezoekers dan in de jaren daarvoor. De opening van het Rijksmuseum zorgde voor meer bezoekers, maar ook andere musea trokken meer bezoek.
Wel werd er minder gelezen: bibliotheken leenden in 2013 minder boeken uit. Het aantal leden van de bibliotheek – 4 miljoen- bleef gelijk.

Musea, ballet en klassieke muziek trokken meer bezoekers in de leeftijdscategorie van 65 tot 79 jaar dan voorheen. De door het ministerie van OCW gefinancierde orkesten hebben gemiddeld meer concerten gegeven en geëxperimenteerd met andere aanvangstijden en een andere programmering. Bij de musea is het bezoek van kinderen en jongeren gegroeid. Bij de populaire vormen van cultuur (cabaret, bioscoop, popmuziek) is de belangstelling van zowel jongere leeftijdsgroepen als ouderen gestegen.

Top 3 van Europa
De cultuurparticipatie in Nederland staat in de top 3 van Europa, na Denemarken en Zweden. Het gaat dan om het bezoek aan podiumkunsten, musea, bibliotheken, film, boeken lezen en luisteren en kijken naar culturele programma’s op radio en tv. Vooral hoger opgeleiden zijn actief. Niet-westerse allochtonen gaan minder vaak naar musea, ballet en klassieke muziek dan autochtonen.

‘Cultuur in Beeld’ geeft inzicht in de eerste ontwikkelingen na het ingaan van de bezuinigingen van het vorige kabinet op de culturele instellingen in 2013. Het gaat om een eerste cijferbeeld over de nieuwe subsidieperiode. Er zijn maar weinig instellingen daadwerkelijk gestopt met hun activiteiten nadat ze van de rijksoverheid minder of geen meerjarige subsidie meer kregen. Maar er zijn kanttekeningen bij het positieve beeld. Enkele instellingen werden geconfronteerd met kortingen van verschillende overheden. De werklast van medewerkers ging omhoog, contracten werden geflexibiliseerd. Het aantal giften van met name de bedrijven, particulieren en private fondsen is sterk gedaald.

Minister Bussemaker: ‘Cultuur in Beeld geeft redenen om optimistisch te zijn. We zijn een land van cultuurliefhebbers. En we zien dat de gesubsidieerde sector beter inspeelt op de vraag van het publiek. Makers en instellingen trekken ander en nieuw publiek door vernieuwende presentatievormen. Maar we kunnen niet achterover leunen. Juist in een tijd waarin we ons niet kunnen voorstellen hoe de wereld er over pakweg tien jaar uitziet, hebben we de verbeeldingskracht van kunstenaars hard nodig. Daarom wil ik onderzoeken of het bestaande stelsel in zichzelf voldoende toekomstbestendig is.”

Onderzoeksagenda
Om de toekombestendigheid van het cultuurstelsel te onderzoeken komt minister Bussemaker voor de langere termijn met een onderzoeksagenda. Het gaat daarin bijvoorbeeld over de impact van veranderde publieksvoorkeuren, over de effecten van de flexibilisering op de arbeidsmarkt en over het stimuleren van creatieve vakken in het onderwijs.

Feiten en cijfers uit Cultuur in Beeld

  • Als het gaat om cultuurparticipatie bezet Nederland in Europa de derde plaats met 34% (na Denemarken en Zweden), bij een Europees gemiddelde van 18% (Eurobarometer 2013).
  • De vrije theaterproducenten werden de afgelopen jaren geconfronteerd met een afname in het aantal bezoeken. De afname is in 2013 minder dan in 2012.
  • Culturele instellingen proberen een ander en breder publiek te bereiken door het aanbod vernieuwend te presteren. Door te werken met een verhaal in plaats van uitleg, door geschiedenis persoonlijk te maken of door een bepaalde ervaring mogelijk te maken.
  • Gezelschappen in de podiumkunsten (orkesten, dansgezelschappen, theatergezelschappen) die het ministerie van OCW financiert, bieden ruim de helft van hun aanbod buiten hun eigen standplaats aan. Dat aandeel neemt de laatste jaren iets toe.
  • Vooral de zalen in Amsterdam en Utrecht zijn goed bezet. In Amsterdam en Utrecht is de gemiddelde zaalbezetting met 71% en 70% het hoogst. In de regio Oost is de zaalbezetting met 58% het laagst.
  • Van de Nederlanders boven de twaalf jaar is 9 procent lid van een vriendenvereniging in de cultuursector (van bijvoorbeeld, musea, schouwburgen, concertzalen, orkesten en gezelschappen). Dat aandeel stijgt per leeftijdscategorie geleidelijk van 3 procent (12-19 jaar) tot 14 procent (65+).

Download het rapport Cultuur in Beeld.